13 april | 12:28 uur
volg bericht
Bridge, een kwestie van doorzetten
‘Ik ga me opgeven voor de bridgecursus in lokaal 23’, zegt mijn man als we ’s morgens
gezellig zitten te ontbijten. Ik moet diep in mijn geheugen graven en herinner me dan, dat hij een tijd geleden aan me vroeg, of ik het leuk zou vinden om de cursus samen te gaan doen. Zijn vraag riep toen meteen allerlei beelden op uit mijn jeugd.
In de zestiger jaren kon mijn vader, als militair, nog op zijn vijfenvijftigste met pensioen. Mijn ouders vonden dat een mooie aanleiding om te verhuizen van een flat in Amsterdam, naar een huis met tuin in Welten, een dorpje in zuid Limburg.
Nadat mijn vader alles in - en rondom ons nieuwe huurhuis had opgeknapt en het huishouden van mijn moeder over dreigde te gaan nemen, vertelde mijn moeder dat er in het buurthuis gebridged werd (hij had zijn hele werkzame leven gebridged), en suggereerde: ‘Misschien is dat leuk voor je?’
‘Ik ga toch niet bij die bejaarden zitten, ik denk er niet aan!’ was zijn korte antwoord.
Toen mijn vader, een paar weken later, ook nog aan mijn moeder vroeg waar ze naar toe ging en hoe laat ze weer thuis zou komen, werd haar urgentie om een activiteit buitenshuis te regelen groter. ‘De bridgeclub dreigt om te vallen, ze zoeken een bridgeleider, wil je de club alsjeblieft redden?’ Dit ondersteunde ze met haar liefste glimlach waar mijn vader erg gevoelig voor was. Mopperend gaf hij zich gewonnen.
Mijn vader kroop achter de naaimachine (dit had hij in zijn jeugd in de kleermakerij geleerd) en naaide groene tafelkleedjes met op elke hoek een harten, schoppen, ruiten of klaveren figuur. Ook maakte hij van grijze skai, in vier compartimenten gestikte, mapjes waar de kaarten vooraf in gedeeld en ingestoken konden worden.
Op de club brak een ware revolutie uit: ‘Waarom moet je wisselen van tafel, als je de insteekmapjes net zo goed door kunt geven? Waarom mag je niet met elkaar praten, we kaarten toch voor de gezelligheid?’ En erger nog: ‘Waarom mag een spel niet langer dan 10 minuten duren? Als we het niet redden, spelen we toch gewoon een paar spellen minder!’
De bridgeperikelen vulden ons gezin: ‘Ik ga niet meer naar die boeren, ze roepen maar wat, dat is geen bieden!’
‘Ze zijn heel erg blij met je hoor schat, dat hoor ik bij de bakker en de drogist’, antwoordde mijn moeder om mijn vader in een andere stemming te brengen.
Ik weet niet hoe ze het voor elkaar kreeg, maar ze wist hem over te halen om het in elk geval een jaar te proberen. Als tegenprestatie eiste mijn vader dat wij het spel ook zouden leren. Ik had werkelijk geen idee waarom, maar in die tijd sprak je je vader nog niet tegen.
Mijn moeder had het nooit verder geschopt dan jokeren en beantwoordde elke zucht en stemverheffing van mijn vader met een grapje en/of een onderdanig uitgesproken, ‘sorry’. Omdat je vier spelers nodig hebt, was mijn toenmalige vriendje ook de klos. Hij was een goede klaverjasser maar onder het toeziend oog van zijn, misschien wel toekomstige schoonvader, kreeg hij geen kaart meer uit zijn handen. Om het hem nog moeilijker te maken wees mijn vader hem, vaker dan nodig was, op de tien minuten regel.
Dit alles flitste door mijn hoofd toen manlief mij vroeg of ik meeging naar de cursus, waardoor ik in eerste instantie een grondig NEE liet horen.
In tweede instantie herinnerde ik me dat uiteindelijk alles goed is gekomen met de professionaliseringsslag van de club en mijn ouders gelukkig getrouwd zijn gebleven.
En niet geheel onbelangrijk; mijn sociale status in het dorp steeg als dochter van de bridgeleider, waardoor mijn integratieproces sneller verliep dan ik vooraf verwacht had.
Dus toen mijn man zei dat hij zich opgegeven had heb ik gezegd dat, als hij belooft niet te zuchten als ik fouten maak en zijn stem niet zal verheffen als ik iets anders doe dan hij in zijn hoofd heeft, ik het wel wil proberen.
Vrijdag hebben we onze eerste les gehad. De zon scheen in het lokaal en de koffie smaakte heerlijk. We waren met vijf leuke mensen en de docent was heel geduldig. Langzaam werd alles wat ik vroeger geleerd heb weer wakker en begon ik het stiekem zelfs leuk te vinden.
Ik weet zeker dat mijn vader “boven”, zittend achter zijn groene tafelkleedje, mijn moeder een knipoog geeft en zegt: ‘Ik zei het toch tegen je, ze gaat mijn lessen heus nog wel eens waarderen’.
Sprokkelaar
lees verder
gezellig zitten te ontbijten. Ik moet diep in mijn geheugen graven en herinner me dan, dat hij een tijd geleden aan me vroeg, of ik het leuk zou vinden om de cursus samen te gaan doen. Zijn vraag riep toen meteen allerlei beelden op uit mijn jeugd.
In de zestiger jaren kon mijn vader, als militair, nog op zijn vijfenvijftigste met pensioen. Mijn ouders vonden dat een mooie aanleiding om te verhuizen van een flat in Amsterdam, naar een huis met tuin in Welten, een dorpje in zuid Limburg.
Nadat mijn vader alles in - en rondom ons nieuwe huurhuis had opgeknapt en het huishouden van mijn moeder over dreigde te gaan nemen, vertelde mijn moeder dat er in het buurthuis gebridged werd (hij had zijn hele werkzame leven gebridged), en suggereerde: ‘Misschien is dat leuk voor je?’
‘Ik ga toch niet bij die bejaarden zitten, ik denk er niet aan!’ was zijn korte antwoord.
Toen mijn vader, een paar weken later, ook nog aan mijn moeder vroeg waar ze naar toe ging en hoe laat ze weer thuis zou komen, werd haar urgentie om een activiteit buitenshuis te regelen groter. ‘De bridgeclub dreigt om te vallen, ze zoeken een bridgeleider, wil je de club alsjeblieft redden?’ Dit ondersteunde ze met haar liefste glimlach waar mijn vader erg gevoelig voor was. Mopperend gaf hij zich gewonnen.
Mijn vader kroop achter de naaimachine (dit had hij in zijn jeugd in de kleermakerij geleerd) en naaide groene tafelkleedjes met op elke hoek een harten, schoppen, ruiten of klaveren figuur. Ook maakte hij van grijze skai, in vier compartimenten gestikte, mapjes waar de kaarten vooraf in gedeeld en ingestoken konden worden.
Op de club brak een ware revolutie uit: ‘Waarom moet je wisselen van tafel, als je de insteekmapjes net zo goed door kunt geven? Waarom mag je niet met elkaar praten, we kaarten toch voor de gezelligheid?’ En erger nog: ‘Waarom mag een spel niet langer dan 10 minuten duren? Als we het niet redden, spelen we toch gewoon een paar spellen minder!’
De bridgeperikelen vulden ons gezin: ‘Ik ga niet meer naar die boeren, ze roepen maar wat, dat is geen bieden!’
‘Ze zijn heel erg blij met je hoor schat, dat hoor ik bij de bakker en de drogist’, antwoordde mijn moeder om mijn vader in een andere stemming te brengen.
Ik weet niet hoe ze het voor elkaar kreeg, maar ze wist hem over te halen om het in elk geval een jaar te proberen. Als tegenprestatie eiste mijn vader dat wij het spel ook zouden leren. Ik had werkelijk geen idee waarom, maar in die tijd sprak je je vader nog niet tegen.
Mijn moeder had het nooit verder geschopt dan jokeren en beantwoordde elke zucht en stemverheffing van mijn vader met een grapje en/of een onderdanig uitgesproken, ‘sorry’. Omdat je vier spelers nodig hebt, was mijn toenmalige vriendje ook de klos. Hij was een goede klaverjasser maar onder het toeziend oog van zijn, misschien wel toekomstige schoonvader, kreeg hij geen kaart meer uit zijn handen. Om het hem nog moeilijker te maken wees mijn vader hem, vaker dan nodig was, op de tien minuten regel.
Dit alles flitste door mijn hoofd toen manlief mij vroeg of ik meeging naar de cursus, waardoor ik in eerste instantie een grondig NEE liet horen.
In tweede instantie herinnerde ik me dat uiteindelijk alles goed is gekomen met de professionaliseringsslag van de club en mijn ouders gelukkig getrouwd zijn gebleven.
En niet geheel onbelangrijk; mijn sociale status in het dorp steeg als dochter van de bridgeleider, waardoor mijn integratieproces sneller verliep dan ik vooraf verwacht had.
Dus toen mijn man zei dat hij zich opgegeven had heb ik gezegd dat, als hij belooft niet te zuchten als ik fouten maak en zijn stem niet zal verheffen als ik iets anders doe dan hij in zijn hoofd heeft, ik het wel wil proberen.
Vrijdag hebben we onze eerste les gehad. De zon scheen in het lokaal en de koffie smaakte heerlijk. We waren met vijf leuke mensen en de docent was heel geduldig. Langzaam werd alles wat ik vroeger geleerd heb weer wakker en begon ik het stiekem zelfs leuk te vinden.
Ik weet zeker dat mijn vader “boven”, zittend achter zijn groene tafelkleedje, mijn moeder een knipoog geeft en zegt: ‘Ik zei het toch tegen je, ze gaat mijn lessen heus nog wel eens waarderen’.
Sprokkelaar
{Age}
reactie op: {ReactionAlias}
- dit bericht is als spam gemarkeerd - (weergeven)
{Message}
lees verder
{Files}